Algemene leesclubvragen

Hoe gebruik je deze vragen?

Deze algemene leesclubvragen kun je gebruiken bij het lezen of bespreken van allerlei soorten romans. Eerst zijn er persoonlijke vragen voor jouw persoonlijke leeservaring. Daarna komen er vragen die ingaan op de roman. Niet alle vragen zullen bij alle boeken in dezelfde mate gelden. Zie de vragen als een leidraad, die je kan helpen bij het voeren van een leesclubgesprek of om je eigen ideeën over een roman wat te verduidelijken.

Als leesclub kun je afspreken of je alleen persoonlijke vragen, alleen inhoudelijke vragen of beide wilt gebruiken.  

Persoonlijke vragen

  1. Wat vond je van de roman? Probeer een gedetailleerd antwoord te geven met een motivatie. Waarom vind je wat je vindt? Is je mening over het boek tijdens het lezen veranderd? Waardoor is dat gekomen?

  2. Vond je het verhaal geloofwaardig? Is geloofwaardigheid belangrijk bij dit boek?

  3. Met wie van de personages voelde je je verwant of voor wie voelde je sympathie en met wie juist niet? Hoe komt dat? Is je mening tijdens het lezen daarover veranderd in de loop van het verhaal?

  4. Vind je dat het verhaal op een goed moment begint of eindigt? Waarom vind je dat?

  5. Wat vond je opvallend aan de roman? Denk niet alleen aan het verhaal, aan de plot, maar ook aan: stijl (manier waarop het geschreven is), dialogen, spanningsboog (werd je verrast?), structuur (vaak wordt niet alles in chronologische volgorder verteld) en perspectief (wie vertelt je het verhaal en wat vind je van die keuze?).

  6. Als je de roman ingewikkeld vond, waar zat ’m dat dan in? Moest je veel opzoeken, kende je de tijd of de plaats waarin het speelt niet, werden er ingewikkelde woorden gebruikt of lange zinnen? Probeer zo precies mogelijk te ontdekken waar je verwarring door kwam. Vaak zit daar het begin van een antwoord. En het is een mooi punt om met anderen over te praten.

Inhoudelijke vragen

  1. Vat de roman als een ‘logisch’ / chronologisch verhaal in een paar zinnen samen. Zijn jullie als leesclub het hier over eens? Als er verschil van mening is: wat zijn dat voor verschillen en hoe kun je die verklaren? Vaak kom je dan bij de meer toegespitste bespreking erachter hoe het zit. Kom aan het einde nog eens op de ‘samenvatting’ terug. Valt de roman in een bepaald genre: autobiografisch, familieroman, coming-of-age-roman, emancipatieroman, protestroman etc.

  2. Wie vertelt / vertellen het verhaal? Maken de vertellers of maakt de verteller deel uit van het verhaal? Weet hij of zij alles of alleen maar de eigen avonturen? Is dit belangrijk voor de informatie die jij als lezer krijgt?

  3. Zijn de verschillende vertellers objectief, betrouwbaar of onbetrouwbaar? Hoe kom je daar als lezer achter? Hoe belangrijk is dit voor het verhaal? Als er gewisseld wordt van verteller of van perspectief zit daar dan een patroon in en waarom en hoe wordt er gewisseld?

  4. Hoeveel personages zijn er en zijn ze allemaal belangrijk? Wie zijn de hoofdpersonen en waardoor weet je dat? Zijn de hoofdpersonen vertellers? Wat is het effect ervan als dat zo is en wat als dat niet zo is?

  5. Waar en wanneer begint het verhaal en hoe wordt het daarna verder verteld? Wat is het effect? Is het verloop chronologisch of wordt er teruggekeken, zijn er flashbacks? Zijn er vooruitwijzingen? En kloppen die? Wat is het effect daarvan?

  6. In welke omgeving en tijd speelt het verhaal zich af? In hoeverre is dit belangrijk?

  7. Zijn er delen die je opvielen in het verhaal: elementen die steeds terugkeren, lange beschrijvingen van de natuur of details, gekke of abrupte overgangen? Meestal is dat een aanwijzingen dat de passage meer wil dan alleen maar informatie voor het verhaal geven. Meestal zit er informatie ‘tussen de regels’. Er kan sprake zijn van een beeldspraak of symboliek: een verlaten woestijn voor eenzaamheid, water als teken van leven. Soms valt een passage je wel op, maar weet je niet wat je ermee moet. Maak daar een aantekening van en bespreek het in de leesclub.

  8. Er kunnen details zijn die gek zijn of bijzonder, elk oog valt wel op een paar van die elementen. Kijk eens wat iedereen is opgevallen, of die details betekenis hebben en of er veel verschillen zijn. Wat zegt dat over de manier van lezen?

  9. Sommige romans hebben zeer gruwelijke, emotionele of saaie passages. Vindt iedereen dat? Hebben die passages een functie? Kunnen verschillende meningen erover te maken hebben met verschillende manieren van lezen?

  10. In sommige romans krijg je niet alleen het verhaal, maar ook allerlei citaten uit romans van andere schrijvers of historische aantekeningen met bronvermeldingen erbij. Is dat hier het geval? Wat is de rol daarvan? Waarom zijn die elementen niet verwerkt in het verhaal?

  11. In literaire romans worden soms stilzwijgend verwijzingen naar andere romans of gedichten of filosofen verwerkt. Dit heet intertekstualiteit. Is daarvan sprake in dit boek? Waarom zou de schrijver dat zo doen?

  12. Hoe en waar eindigt het verhaal? Waarom eindigt het zo? Is het een open einde of een gesloten einde? Als het een open einde is, wat zijn de mogelijke aflopen? Hoe denk jij dat het afloopt en verschilt jouw idee van het idee van de andere leesclubleden?

  13. Lees je een klassieker en weet je in welke stroming de roman past, probeer dan de kenmerken van die stroming in de roman te herkennen. Helpt de kennis van de stroming of het tijdperk je bij het begrijpen van de roman?

  14. Kijk bij een klassieker eens hoe actueel de roman nu nog is. Hoe kun je die actualiteit nu uitleggen?

  15. Waarom heeft deze roman deze titel? Is er maar één uitleg mogelijk of meer?

  16. Als je een roman in vertaling leest: kijk eens naar de titel in de oorspronkelijke taal. Heeft de roman in de oorspronkelijke taal een andere titel? Waarin zit het verschil?

  17. Lees het motto of de motto’s voor in het boek nog eens. Begrijp je die nu anders of beter dan toen je in het boek begon?

  18. Herlees het eerste hoofdstuk of het begin van de roman. Vallen je nu andere details op dan toen je begon te lezen? Zo ja: welke? Hoe zou dit komen?

  19. Lees de flaptekst nog eens: klopt het wat daar staat? Waar zitten verschillen en hoe komen die?

  20. Klopt de samenvatting die jullie in het begin samen hadden gemaakt nog steeds of zijn verschillen van mening nu opgelost?