Washington DC, 1950. De vaste bewoners van het vrouwenpension Briar House zijn erg op zichzelf. De Engelse Fliss die met haar dochter wacht op haar Amerikaanse man die in het leger dient; Nora, dochter uit een familie van politieagenten die voor een gangster valt; voormalig basebal-kampioen Beatrice die na de oorlog met haar hele team terzijde is geschoven 'want de mannen zijn weer terug'; en de ambitieuze Arlene, die in senator McCarthy's jacht op communisten kansen ziet voor zichzelf. Ze delen een huis, maar laten elkaar verder met rust. Tot de mooie maar mysterieuze weduwe Grace de zolderkamer betrekt. Ze weet haar buren, die elk met hun eigen duistere verledens worstelen, te verenigen en zo ontstaat er een onwaarschijnlijke vriendschap tussen de vijf vrouwen dankzij de etentjes van de 'Briar Club'. Ieder van de vrouwen komt langzaam uit haar schulp en ontdekt dat je soms op iemand anders moet kunnen leunen. Maar alle vijf vrouwen hebben een duister geheim in hun verleden, zelfs de altijd zonnige Grace, en geheimen kunnen dodelijk zijn… Tot op een avond alles uit de hand loopt en er bloed vloeit in Briar House. Wie is de vijand in hun midden? Bron: Flaptekst, uitgeversinformatie